Hoe vier je de vakantie – lees: opnieuw dagenlang op elkaars lip maar nu zónder schoolwerk – in coronatijden. Over die vraag denk ik al minstens vier weken na. Ik houd van mijn kinderen, maar vind elke dag, overal, de hele tijd en dat keer acht weken inmiddels topsport. Hoe deed ik dat toen ze peuter waren? Vier lessen van toen voor nu.
#1 ritme, ritme, ritme
Ik weet graag waar ik aan toe ben. Van een ongeplande dag word ik hartstikke onrustig (lees: chagrijnig). Ook al toen de kinderen nog klein waren. Daarom hadden alle dagen een sound-of-music-achtig ritme. Alleen het fluitje ontbrak. Vooral de uurtjes ‘zelf spelen’ na het ontbijt waren een grote zegen. Wat zeg ik, zijn een zegen. Deze vakantie komen ze gewoon weer terug. Ik denk zelfs aan een groot vel papier waarop ze al hun ‘ik-heb-toch-nog-een-stuk-of-twintig-vragen’ kunnen schrijven. Ga ik ondertussen lekker de kasten uitmesten, uitgebreid de krant lezen en eindelijk die taart bakken.
#2 middagslaapje
Ik maak me geen illusies, dat middagslaapje werkt niet meer. Ik lees met grote jaloezie online verhalen van mensen die hun kinderen tussen de middag nog wel een uur in hun kamer krijgen, hier dus niet. Oudste Zoon is af en toe nog wel in voor een Duckie, maar daar houdt het ook op. Dus ze gamen. Elke dag na de lunch. Vet tegen mijn principes, maar daar krijg ik dan wel zestig minuten ongestoordheid voor terug.
#3 afwisseling werkt
Herken je dat? Dan ben je op visite en spelen ze de hele middag met dat keukentje, en de keer daarop ook, en daarna ook weer. Schaf je zelf zo’n keukentje aan, spelen ze er drie dagen mee en kijken ze er vervolgens nooit meer naar. Nou ja, bijna nooit meer. Het was toen dat ik leerde dat niet per se het soort speelgoed, maar vooral de afwisseling werkt. Dus heb ik in vakanties altijd wat dit-doen-we-maar-af-en-toe materiaal achter de hand. Klei bijvoorbeeld (een ramp vind ik dat). Woordzoekers en kleurplaten. Strijkkralen doen het hier ook goed. In vakanties mag de Lego naar beneden (feestje!) én deze week beginnen we ein-de-lijk aan de felbegeerde boomhut in de achtertuin.
#4 oogcontact helpt
Het was toen Tweede Zoon twee jaar was en nergens naar luisterde, dat iemand zei: ‘Praat op ooghoogte met hem en zorg dat hij je aankijkt als je iets tegen hem zegt. Aandacht helpt altijd.’ Het bleek waar. Zoon ging een stuk beter luisteren. Ik denk er regelmatig aan. Bijvoorbeeld als de ruzies oplaaien, de sfeer thuis tot een dieptepunt daalt of ik er zelf flink doorheen zit. Oogcontact helpt. Zeker in combinatie met een flink aantal minuten aandacht (spelletje, voorlezen, samen spelen en al die andere dingen waar je op dat moment eigenlijk geen zin in hebt, maar die wel werken).
Geniet ervan, die vakantie! Of in ieder geval een beetje …
Geef een reactie