Iets verderop, vlak na de spoorwegovergang, staan ze. Rijendik. Een kleur- en vooral geurexplosie van jewelste. Zodra ik erlangs fiets, telt de tijd razendsnel terug. Het zal ongeveer 1994 zijn geweest. Ik zie mezelf zo weer zitten in de achtertuin van nummer 35 – mijn ouderlijk huis. Op mijn hurken, vlak voor de ren van het konijnenhok. Korte broek, korte mouwen. Voor mijn blote voeten het levensproject van dat moment: de productie van rozenbottelgeurtjes.
In het groene emmertje drijven tientallen knalroze rozenbottelbloemblaatjes. Zorgvuldig geplukt. Om mij heen dartelt zusje die zich waarschijnlijk bezighoudt met een van mijn instructies. Zelf ben ik volledig gefocust op wat er in de emmer gebeurt. Met een houten stokje roer en stamp en roer en stamp ik de bloemblaadjes heen en weer in het koude water. Het knalroze blad krijgt bruine strepen. Volgens het meisje, haar blonde haren in een paardenstaart, hét teken dat de bloembladgeur zich door het water verspreidt.
Ik weet nog dat het lukte. Die zomermiddag leverde ik verschillende flesjes rozenbottelgeur op. Ik was trots. Blij. Vrolijk. Zorgeloos. Het leven lachte, misschien wel letterlijk.
“Het leven lachte, misschien wel letterlijk”
Het leven lacht nog steeds. Sinds die zomermiddag in de achtertuin van nummer 35 hebben de zegeningen zich in razend tempo vermenigvuldigd. Liefde. Vriendschap. Gezondheid. Schrijven voor de kost…
Rozenbottelgeur. Een paar keer per week vult het mijn neus, en mijn herinnering. Hoe ik ook op de fiets zit. Relaxt. Gestrest. Moe. Of vol energie. Even ben ik weer die 7-jarige in de zomerzon. Blij met een handvol knalroze bloemblaadjes en een emmertje water. Blij met het leven zoals het zich aandient.
Geef een reactie