Klaar was ik ermee. He-le-maal klaar. Alsof m’n brein zei: je hebt het al die weken gefixt, dan zetten we nu de knop ‘betrokken, geduldige moeder vol aandacht en hulpvaardigheid’ uit. Niet een beetje, maar echt, enorm uit.
En daar zaten we dan. Het kroost en ik. In hetzelfde huis, maar niet op dezelfde golflengte. Heerlijk vond ik het, als ze er niet waren. Tergend als het zoveelste beroep op mij werd gedaan. ‘Zoek het toch zelf uit’, dacht ik. ‘Vraag het een ander’, zei ik. ‘Nu even niet, en straks nog steeds niet’, verzuchtte ik.
Dan heb ik het nog niet eens over de rúzies. Alsof ze ruiken dat je niet beschikbaar bent. Zegt er één: ‘Ik ga naar de wc’, en rent de ander. Of springen ze bovenop elkaar (alweer) met als kern van het euvel: ‘Die gele legosteen wil ik’, terwijl er nog tientallen gele legostenen beschikbaar zijn. ‘Maar déze had ík eerst!’ Stampvoet (van wie die was, laat ik in het midden).
Ik herkende het niet, van mezelf. Dat ik zo geen zin had om me ook maar ergens mee te bemoeien. Dat ik ze de hele dekselse bende het liefst zelf liet uitzoeken. Dat ik ze te eten, te drinken, schone kleding en een fris bed gaf, maar dat was het ook wel zo’n beetje.
Het kon ook niet zo blijven. Ik bedoel, voorlopig zitten we nog behoorlijk op elkaars lip. Dus knikkerde ik eerst alle afspraken uit de agenda. Geen online drum- en pianoles. Geen fysiotherapie. Geen tandartsbezoek of wat voor bezoek dan ook. Niets anders dan op tijd bij het schoolhek staan en wat deadlines halen.
“Ik denk dat ik ‘m eerst laat repareren; iets meer geduld, iets minder hulpvaardigheid”
Ook moest ik enkele touwtjes laten vieren. Laten we zeggen dat ik wat was doorgeslagen in mijn poging de al eerder genoemde ‘dekselse bende’ onder controle te houden. Dus liep ik niet meer de ganse ochtend achter de kont van kroost aan, maar hoorde ik mezelf ineens roepen: ‘Over tien minuten ga ik de deur uit, als je aangekleed bent en gegeten hebt, kun je meerijden.’ We knapten er allemaal van op.
Hij is nog niet volle bak aan hoor, de knop ‘betrokken, geduldige moeder vol aandacht en hulpvaardigheid’. Het is een knop waar sowieso vaak aan gedraaid wordt. En ik denk dat ik ‘m eerst laat repareren; iets meer geduld, iets minder hulpvaardigheid. Ondertussen ploeteren we voort en houden we het met elkaar uit. Want hé, de liefde, die verdraagt in the end alles.
Geef een reactie