Whaaaaa. Misschien ken je dat gevoel… Dat was hoopt zich op. Appjes wachten al dagenlang op antwoord. De to-do-lijst wordt almaar langer, ook al werk je ‘m systematisch af. Spastische trekjes nestelen zich in je lijf. Je adem kruipt van buik- naar borsthoogte. Tot de stress (want dat is het) het kookpunt bereikt. Whaaaa.
In mijn middelbare schooltijd had ik dat met Engels. Die eindeloze rijtjes met zinloze woorden die ik toch uit mijn hoofd moest leren om een voldoende te halen, haalden mij soms letterlijk van het padje. Ik ontdekte op die momenten krachten in mijzelf die ik voorheen niet kende. Meestal smeet ik het boek-des-onheils aan het einde van het liedje met een luide schreeuw (‘whaaaa’) van de trap. En kon ik er daarna weer even tegenaan.
Dit keer is het mijn planorgaan die van het padje is. Ik had het zo mooi bedacht: vier dagen voor werk naar het buitenland (waar dat Engels ineens wonderbaarlijk goed van pas kwam), de dag ernaar de verjaardag van Oudste Zoon, drie dagen later zijn partijtje en daarna een familieweekend weg. Ik kan je nu vertellen: dat gaat dus niet.
Blijkbaar is er een limiet aan wat een mens in een week tijd kan bedenken. De dinsdag voor de reis maakte ik nog fluitend lijstje na lijstje. Cadeautjes voor Oudste Zoon? Check. Ingrediënten voor de taart? Check. Boodschappen voor de week erna? Check. De activiteiten per zoon per dag? Check. Kleding die combineert voor de mannen? Check. Mijn eigen bagage? Check.
Verbaasd constateerde ik hoeveel er in een week door mijn hoofd gaat. Het weekmenu. De inhoud van de schooltassen. Wanneer de onderbroeken bijna op zijn (wassen!). Wie wanneer met welk vriendje speelt. Welke taart de jarige job het liefst op tafel ziet verschijnen. En ga zo maar door.
“Wat is het een zegen als het leven gewoon ‘zijn gangetje gaat’, denk ik in een onbewaakt moment”
In de dagen die – eenmaal terug op Nederlandse bodem – volgden, verbaasde manlief zich ook. Over zijn stuiterende vrouw. Over de cocon waarin ik mij verschanste. En vooral over het hoge zelf-doen-gehalte, waarover hij vooraf al opmerkte: ‘Als je zaterdag thuiskomt betreed je mijn domein. Je hebt een uur om dingen op te ruimen zoals jij dat wilt, daarna ga je zitten.’
De festiviteiten zijn voorbij. Er vliegen geen boeken meer van de trap, hoewel mijn ademhaling zijn oude ritme nog wat moet hervinden. Wat is het een zegen als het leven gewoon ‘zijn gangetje’ gaat, denk ik in een onbewaakt moment. Meteen volgt schaamte, want het is eveneens een zegen als je een week lang het leven kunt vieren. Misschien moet ik de lijstjes gewoon bewaren voor een volgende keer. Dat klinkt beter als: dit nooit meer.
Geef een reactie