Ken je Kamp van Koningsbruggen (zaterdagavond, NPO 2)? In het programma worden vijftien fitte burgers twee weken lang getraind als commando. Het is bizar waar deze dappere dodo’s aan worden onderworpen. Lang niet iedereen haalt de eindstreep. Maar wat me vooral mateloos fascineert is de veerkracht die deze mensen laten zien. Vallen, opstaan en dóórgaan. Wauw.
Ik moet eraan denken nu we voor de tweede keer thuiszitten. Met z’n allen. Onvoorbereid. Onverwacht (tenminste, voor mij). We moeten het opnieuw met elkaar uithouden. Weinig afleiding. Weinig mogelijkheden om er even aan te ontsnappen. Wat een uitdaging. Wat een mentále uitdaging. Hoe houd je het hoofd koel en de rug recht als je continu op elkaars lip zit? In goede dagen, maar ook als de sfeer thuis soms weinig onderdoet voor de buitentemperatuur. Als je je mateloos irriteert aan de gewoontes van de een. Of knettergek wordt van de onhebbelijkheden van de ander.
Het was nog maar een krappe twee weken geleden dat Echtgenoot en ik elkaar over tafel heen aankeken. Dit ging zo niet langer. Het continue bekritiseer van de ene zoon naar de andere zoon. Het kind dat zo moe was dat hij van voren niet meer wist dat hij van achteren leefde. De kleinste, die ineens ontdekte dat ‘niet luisteren’ ook aandacht opleverde. En onze meestal goedbedoelde, maar vaak gefrustreerde pogingen om er nog wat van te maken. Het werd er – zacht uitgedrukt – niet gezelliger op. Dus bedachten we te gaan schaatsen. Daar, op de ijsbaan, moesten we elkaar helpen, aanmoedigen, plezier en mooie herinneringen maken. Het plan werkte. De temperatuur in huis steeg aanzienlijk.
“Blijkbaar kunnen we als mens veel verdragen”
Maar nu is er geen ijsbaan. Geen zwembad. Geen school, waar je even je eigen ding kan doen. Buiten wordt het nog elke dag donkerder. Binnen is het de ene dag goed, de andere dag worstelen. Opnieuw moet ik denken aan een verhaal. Een verhaal dat ik gisteren hoorde van een journalist uit het hoge Nederlandse noorden. Hij had geschreven over de tientallen Joodse oorlogskinderen uit West-Nederland die in de oorlog in Friesland werden ondergebracht. Wat de verhalen met hem als toehoorder gedaan hadden, werd gevraagd. Hij zei: ‘Ik ben geraakt door de veerkracht van die mensen. Dat vind ik hoopvol. Blijkbaar kunnen we als mens veel verdragen.’
En daarom heb ik moed. We zijn veerkrachtig ontworpen door een Maker die elke dag geeft wat we nodig hebben. Daar geloof ik in. En terwijl ik in het voorjaar moest knokken om mezelf in de veranderde wereld bij elkaar te houden, hoop en bid ik deze ronde om mentale kracht om niet alleen staande te blijven, maar het leven te leven. Met vallen, opstaan en dóórgaan. Op hoop van Zegen.
Geef een reactie