Het was rond elf uur ’s avonds en Echtgenoot zei: ‘Voel jij je eigenlijk nog wel verbonden?’
Ik keek op van waar ik mee bezig was: ‘Met jou, bedoel je?’
Hij knikte.
Ik: ‘Ehm, nou, eigenlijk niet zo. Jij?’
Het was even stil.
‘Niet zo ‘niet’ als jij, maar ook niet helemaal wel.’
Stilte.
‘Hoe zal het komen?’ vroeg hij.
Ik haalde mijn schouders op. ‘Het is elf uur ’s avonds. Mijn hoofd is niet in staat daar nog over na te denken.’
Weer was het stil.
Ik: ‘Nou ja, misschien komt het omdat we min of meer elkaars collega’s zijn geworden. Het gaat vaak over werk. Daar zijn we veel mee bezig, en we zien alleen elkaar als de werkdag is afgelopen, dan zit het nog in je hoofd.’
Echtgenoot knikte herkennend: ‘Dat klopt.’
Ik: ‘Daarbuiten maken we bijna niets mee. Dat helpt ook niet.’
Hij: ‘Moeten we iets meemaken om ons verbonden te voelen?’
Het schouderophalen kwam weer van mij: ‘Misschien.’
Hij: ‘Wat zou je willen meemaken dan?’
Ik: ‘Maakt me niet uit. Iets. Een nachtje weg. Uit eten. Eropuit. Zonder kinderen. Anders gaat het weer over hén. En jij?’
Hij: ‘Ik kan ook wel genieten van samen een goede film kijken, ’s avonds een rondje om … enzo.’
Hij, opnieuw: ‘Dan hebben we wat te doen.’
Ik: ‘Zeg dat.’
We keken elkaar aan, moesten erom lachen.
Dit gesprek.
Opnieuw verbonden.
Geef een reactie