Stampvoetend staat Oudste Zoon in de kamer. ‘Ik ga daar vanmiddag echt niet heen. Dan weet je het vast.’ Ik: ‘Je gaat wél.’ ‘Weet je hoe stóm het is! Ik ga echt niet hoor.’ ‘En ik ook niet’, papegaait nummer twee. ‘We blijven gewoon thuis.’ Zuchtend loop ik naar de keuken. Hoe ga ik dít nu weer oplossen …
Kerstbomen maken. Van hout. Dat staat vanmiddag op het programma. Vorige week gingen ze voor het eerst. Het hout moest van pallets gesloopt worden. Een helse klus, vonden de mannen. En dus weigeren ze vanmiddag het kunstje over te doen. ‘Weet je hoe strak dat hout zit!’ probeert Oudste Zoon te overtuigen. ‘En je krijgt er splinters van!’ roept Tweede Zoon verontwaardigd. ‘Dat wil ik echt niet nog een keer, hoor.’
Ik vind ondertussen vooral dat ze moeten afmaken waar ze aan begonnen zijn. Commit jezelf, is de boodschap. En haak niet af als het even tegenzit. ‘Waarom moet dat?’ vraagt de oudste. Ik: ‘Omdat je verwacht wordt. Omdat je jezelf hebt opgegeven. Omdat we er geld voor hebben betaald. En omdat ik vind dat je niet zomaar kan stoppen als het even niet lukt.’ Zoon slaat zijn armen over elkaar: ‘En toch ga ik niet.’
Mijn moederhart blijkt gevoelig voor het verzet van de twee. Of misschien vooral voor de strijd waar ik vandaag echt geen zin in heb. Ik snap ze ook wel een beetje. Het is december. Ze zijn moe. Het was écht hard werken … Ergens vind ik het zielig dat ik ze vanmiddag flink tegen hun zin weer in de arena gooi. En zielig voor mezelf omdat ik – voordat ze überhaupt op hun fiets stappen – nog een flink gevecht te voeren heb. Maar mijn verstand wint het dit keer: deze les moeten ze leren.
“Meteen heb ik spijt. Op deze manier worden ze alsnog gematst”
‘Weet je’, zeg ik. ‘Het gaat echt gewoon gebeuren.’ Boze blikken. ‘Maaarrrr … wat nou als ik wat lekkers koop. Voor als je klaar bent. Dan kun je daar aan denken als je die pallets te lijf gaat.’ Er breekt iets van een glimlach door. Meteen heb ik spijt. Op deze manier worden ze alsnog gematst. Niets ‘er dwars doorheen’. Mama verzacht de omstandigheden alweer.
‘Ik wil zo’n roze kasteeltje, van de bakker’, doorbreekt Tweede Zoon mijn gedachten. ‘En ik een tompouce’, verklaart de oudste.
Die middag sta ik aarzelend voor de vitrine met gebakjes. Zoons heb ik zojuist afgeleverd bij hun stapel hout. Zonder problemen. We nemen het er maar van, schuif ik mijn schuldgevoel terzijde. Want een strijd uitvechten met roze gebak, is op z’n minst een feestje waard.
Geef een reactie