Geloof het of niet, wij eten op de dag van de intocht in hetzelfde restaurant als Sinterklaas en Zwarte Piet. We zitten net aan het voorgerecht als Sint z’n entree maakt. In zijn kielzog vijf ‘degelijk zwarte’ pieten, zoals het de biblebelt betaamt.
Na een rondje pepernoten gaat het gezelschap aan tafel om te eten. Te eten! Zoons weten niet hoe ze het hebben en halen verhaal. ‘Na al die intochten heb ik natuurlijk wel een beetje honger gekregen’, legt Sint Tweede Zoon geduldig uit. ‘Nou, eet smakelijk dan Sinterklaas’, probeerde ik de arme, oude man – die er overigens nog verrassend fris uitziet na een rondje Dokkum, Bodegraven, Ede – uit de aanhoudende verbazing van zoons te verlossen. Maar Tweede Zoon laat zich pas meevoeren als hij zijn roodgekleurde diamanten tandartsring met het exemplaar van Sinterklaas heeft vergeleken.
‘Neemt u een pepernotenpizza?’, wil Oudste Zoon vervolgens weten. ‘Als die op de kaart staat wel’, knikt Zwarte Piet. Als Oudste Zoon naar de kok tijgt om een en ander te verifiëren, schudt deze zijn hoofd. Piet zal z’n buik die avond met iets anders moeten vullen, komt zoon met spijt melden. Ik vraag mij ondertussen vooral af hoe je tomatensaus met een witte, lange baard combineert.
Enfin. Oudste zoons hebben inmiddels genoeg informatie, Peuterzoon is nog in alle staten. De een na de andere bekende en minder bekende gast trekt hij -letterlijk- van zijn stoel om naar Sinterklaas te kijken. Zelfs de bediening moet eraan geloven, net als de kok die door onze driejarige zonder pardon bij de pizzaoven vandaan wordt gesleurd om het wonder met eigen ogen te aanschouwen.
“Het moet niet gekker worden”
Dan is het bedtijd. Voor zoons én voor de Sint, blijkt bij de voordeur. ‘Mam! Kijk!’, wijst Tweede Zoon opnieuw in extase als hij naar buiten stapt. Op het midden van de parkeerplaats staat een knalrode brandweerauto. ‘Dan kan Sinterklaas lekker door rood rijden als hij de pakjes gaat bezorgen’, leggen oudste zoons hun broertje uit, die tevergeefs naar een stoomboot zoekt.
En dan zwaaien we Sinterklaas voor de derde keer die dag uit. Als het gezelschap uit zicht is, draait Oudste Zoon zich langzaam om en fronst voor het eerst in anderhalf uur zijn wenkbrauwen: ‘Nou zeg, het moet ook niet gekker worden.’
Geef een reactie